Re-integratie, van recht naar beloning

Het is voor eenieder wenselijk dat een gedetineerde op een goede manier terugkeert, of re-integreert, in de maatschappij. Althans dat was ooit de boodschap. De overheid heeft hiervoor onder meer het penitentiair programma en de voorwaardelijke invrijheidstelling bedacht, waarbij de gedetineerde het laatste gedeelde van de vrijheidsstraf – met de nodige voorwaarden – buiten de muren van de penitentiaire inrichting kan doorbrengen.

Per 1 juli 2021, dat is het moment waarop de Wet straffen en beschermen van kracht werd, is een en ander veranderd. Zo wordt bijvoorbeeld de voorwaardelijke invrijheidstelling gemaximeerd tot 2 jaar en het penitentiair programma komt te vervallen voor gedetineerden die een gevangenisstraf van langer dan 1 jaar hebben (laatstgenoemde per 1 december 2021 met de nodige overgangsbepalingen).

De voorwaardelijke invrijheidstelling blijft bestaan en dus ook de mogelijkheid om middels dit traject te re-integreren. Het is belangrijk rekening te houden met het gegeven dat – indien je na 1 juli 2021 onherroepelijk bent veroordeeld – je onder de ‘nieuwe’ regeling valt. De voorwaardelijke invrijheidstelling geldt nog steeds voor 1/3 deel van de straf, doch is deze gemaximeerd tot 2 jaar. In de praktijk betekent het voorgaande dat voor mensen die een gevangenisstraf tot 6 jaar krijgen er niks verandert. Maar krijg je bijvoorbeeld een gevangenisstraf van 24 jaar, dan kom je pas in aanmerking voor de voorwaardelijke invrijheidstelling na 22 jaar. En dus niet na 2/3 van 24 jaar (dat was voor 1 juli dus na 16 jaar). Het was dus zo dat hoe langer de gevangenisstraf was, hoe langer je de tijd had om goed te kunnen re-integreren. Thans is het zo dat iemand die een straf van 6 jaar uitzit net zo lang de tijd krijgt om te re-integreren als iemand die een straf van 20 jaar heeft uitgezeten.

De Minister heeft voornoemde wijziging verdedigd door er onder meer op te wijzen dat niet goed uit te leggen is waarom iemand die lang afgestraft is, relatief lang voor het einde van de straf weer buiten is. Hierbij lijkt de Minister voorbij te gaan aan het feit dat rechters – die deze straffen opleggen – bijzonder goed op de hoogte zijn van geldende wetten en regelingen en dus (ook) weten dat een veroordeelde (pas) na 2/3 van de straf uitgezeten te hebben in aanmerking komt voor de v.i.-regeling.

De toekomst zal uitwijzen wat voor effect voornoemde wijziging zal hebben op de strafmaat. Rechters zijn (uiteraard) ook op de hoogte van voornoemde wijziging en kunnen hier rekening mee houden bij het bepalen van de straf. Wat echter niet zal veranderen is dat een gedetineerde pas 2 jaar voor het einde van zijn (lange) straf in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling. In de periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling – en die is dus maximaal 2 jaar – is het aan dezelfde overheid om te bewijzen dat het een gedetineerde volledig kan laten re-integreren in de maatschappij. Het lijkt er echter sterk op dat goede re-integratie niet (meer) hoog op de agenda staat van de overheid. Bovendien is de voorwaardelijke invrijheidstelling – en hiermee de mogelijkheid tot re-integratie – veranderd in iets wat je moet verdienen. Het Openbaar Ministerie zal onder meer op basis van gedrag binnen de inrichting en slachtofferbelangen beslissen of je ervoor in aanmerking komt. Re-integratie lijkt te zijn verworden tot een beloning, terwijl het een recht zou moeten zijn voor iedere gedetineerde.

S. Konya  is strafrechtadvocaat

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

S. Konya

S. Konya
Strafrechtadvocaat bij Plasman Advocaten

Pin It on Pinterest

Share This