De ‘piepshow’ in de bajes

Vandaag was de grote dag; vandaag zou ik mijn zoon weer zien. Al drie maanden zat hij nu in de P.I. van Zwolle zonder bezoek te mogen ontvangen. Corona eiste ook hier haar tol. In de tussentijd waren we ‘veroordeeld’ tot korte telefoongesprekken. En dan was er gelukkig nog eMates, de e-mails die je kunt zenden aan gevangenen, maar dat is wel eenrichtingsverkeer! Ik had me perfect voorbereid op dit bezoek: een lijstje met wat mee te nemen: I.D., OV-chipkaart, mondkapje, we leven nu in een tijd van afkortingen en afstand. De wekker belachelijk vroeg gezet zodat ik een uur speling had in Zwolle zodat er niets maar dan ook niets mis kon gaan.

Het liep gesmeerd, de Zwolse taxichauffeur kende de route naar de P.I. als zijn broekzak; ‘als u eens wist, mevrouw, soms lijkt het of half Nederland daar zit.’ Voor ik het wist stond ik voor een grijze buitendeur, met mijn spullen voor de ‘invoer’, een andere naam voor cadeautjes voor mijn zoon. Misschien kon ik die alvast afgeven. Het was half tien en het bezoekuur begon om half elf in de ochtend.

Oude blauwe tussendeuren gingen open en ik stond in een soort voorportaal. Er was een intercom die mij welkom heette. Ik had misschien toch een mens verwacht en begon mij wat stotterend voor te stellen. ‘U bent bezoek’ stelde een stem nuchter vast, dit was mijn nieuwe identiteit: naast moeder was ik nu ook bezoek, om daarna rustig tot de feiten te komen: ‘u bent te vroeg.’
Toch gingen de deuren open en achter glas zaten echte mensen. Ja, ik was te vroeg en mocht om tien over tien terugkomen maar ik mocht mij alvast identificeren. Als een belangrijke troefkaart legde ik mijn I.D. kaart in het daarvoor bestemde bakje. Ik had hem al in de aanslag voor ik binnen was.

‘Ik heb ook invoer’ kwam ik ter zake, ik begon de taal al aardig te spreken, ‘Kan ik die alvast afgeven?’ Dat kon en een vriendelijke man nam mijn keurig geëtiketteerde en van registratienummer voorziene pakketten in ontvangst. ‘Kent u mijn zoon?’ vroeg ik om het ijs een beetje te breken. ‘Is het die jongen die zoveel post krijgt?’ vroeg de man. Ja, dat kon niet anders, de arme jongen werd bedolven onder eMates, bij gebrek aan bezoek.

Hij lachte vriendelijk: ‘Ik heb hem zeker gezien’, zei hij ‘maar ik ken hem niet echt.’ Hij beloofde zijn best te doen na mijn bezoek aan mijn zoon, wat altijd een moeilijk moment is, de invoer nog vandaag af te leveren.
Tevreden liep ik naar buiten, dat was keurig geregeld tot zover. Een kopje koffie bij de hypermoderne McDonald’s waar je de bestelling automatisch in kon voeren. Helaas passeerden slechts zeer vullende eetproducten op het scherm die ik eerder associeerde met een avondmaaltijd. Het knopje voor koffie was niet te vinden. Gelukkig was er een heel vriendelijk meisje die mij graag hielp. Ik vind ze wel aardig in Zwolle!

Om tien over tien stond ik weer bij de grijze buitendeur. Ik vond het netjes om precies om 10.11 op de bel te drukken. Helaas hoorde ik: ‘U bent te vroeg’ door de inmiddels mij vertrouwde intercom.
Daar was ik het niet mee eens! Ik achtte het echter verstandig hierover niet in discussie te gaan. Het was tenslotte een gevangenis en ik bleef nog een minuut of zes wachten.

Intussen kwam er een meneer aan. Het was meer heen en weer zwaaien dan lopen wat hij deed. Zijn jas hing scheef. Toen hij de deur zag, stopte hij alsof hij hier geheel toevallig terecht was gekomen en spontaan had besloten even te stoppen. Verbeten stond ik nadrukkelijk voorin de rij van twee.

De deuren gingen open. We stonden nu weer in het voorportaal. Het was inmiddels kwart over tien geweest. Ik spoedde mij naar voren, want elke minuut telde. Maar tot mijn ontzetting riep de stem door de intercom daadkrachtig: ‘meneer eerst.’
Het klonk een beetje als een variatie op: ‘papier hier’ uit de Efteling. Ik dacht dat ook in de bajes dames voorgingen, maar wat wist ik er nu vanaf! Misschien ging deze man wel zijn doodzieke broer opzoeken en acteerde hij dat het hem niks kon schelen, misschien meldde hij zich wel aan als vrijwilliger…

Met immense zelfcontrole deed ik een stapje opzij om de zwaaier er langs te laten. Intussen waren er nog twee nieuwe gasten gearriveerd: een zeer bescheiden man die met een eenvoudige tas zich verdekt had opgesteld met een blik van: ‘ik hoor het wel als ik word opgemerkt’ en een vrouw met blote voeten in haar slippers.
De vrouw trok haar vest strak om zich heen en vroeg mij gezellig of ik het ook koud had. Ik schaamde mij bijna om dit te ontkennen terwijl Zwolse motregen de deur begon te treiteren. Intussen was ‘meneer eerst’ gearriveerd bij de receptie en konden wij hem van nabij observeren.

De identificatie van ‘meneer’ bleek de nodige problemen op te leveren. ‘Bedoelt u rijbewijs?’ riep hij wat geïrriteerd naar de receptie terwijl hij in wat zakken groef. Er had zich een stapeltje onduidelijke documenten in het daarvoor bestemde bakje gevormd. Daartussen bleek gelukkig een identificatieobject te vinden te zijn. De man was zich intussen ook bewust van het oponthoud, en wilde nu tempo maken. Hij propte een bundeltje bezittingen in een van de grijze kluisjes. Waarom weer dat grijs en geen vrolijke verschillende kleuren, dacht ik, herken je ook eerder wat je kluis is? Maar dat is waarschijnlijk niet het ‘image’ wat een gevangenis moet uitstralen. Het is hier meer van: ‘iedereen gelijk en allemaal je nummer’, denk ik.

Ik zette in de tussenruimte al een stap naar voren, de deur zou nu snel voor mij open gaan. Maar nee. Terwijl de man zelfverzekerd door het detectiepoortje stapte, ging er een snerpende pieper af. De man keek verbaasd om zich heen. Dit kon toch niet over hem gaan? Een geroutineerde bewaker lachte hem geruststellend toe en zei, kort van stof: ‘riem meneer, metaal!’ De man leek niet helemaal te begrijpen wat van hem verwacht werd. Schichtig om zich heen kijkend ontdeed hij zich na enige tijd van zijn riem alsof het zijn onderbroek betrof.

Wij wachtenden begonnen wel een beetje ongeduldig te worden. De vrouw vatte het samen met: ‘wij hebben niets, die man heeft veel dingen!’
Ik kon het daar helemaal mee eens zijn. Man liep weer door poortje. En ja hoor, wederom een hysterisch overslaande pieper, alsof het apparaat van deze meneer zelf bijna op tilt sloeg. Een oorbel was het ditmaal.

De tijd tikte door… zou dit van mijn bezoektijd afgaan? Eindelijk opende zich de deur. ‘Identificatie graag’ hoorde ik een stem zeggen. ‘Ik heb me al geïdentificeerd’ zei ik, mijn gewonnen tijd leverde ik niet zomaar in. Maar ik had niet gezien dat er een nieuw hoofd zat achter het dikke glas van de receptie. Het nieuwe hoofd herhaalde: ‘identificatie alstublieft!’. Ik kon mijn I.D. kaart gelukkig weer meteen vinden. Elf seconde tijdverlies, schatte ik in. Van het kluisje wist ik intussen, ik had alles netjes afgekeken. En nee, ik had nergens metaal, mijn oorbellen thuis gelaten, een blouse zonder knoopjes en zeker geen riem.

Met een zucht van verlichting huppelde ik bijna door het poortje. ‘Pieppieppieppieppieppiep’, het geluid leek als een vijandelijke röntgenstraal dwars door me heen te gaan. Stomverbaasd keek ik om mij heen. De bewaker nog steeds kort van stof, vroeg: ‘beugel bh?’ Ik stond versteld. Ik had mijn ondergoed nooit zo benoemd maar de pieper was qua metaalalert vast geen leugendetector. Ik zette mijn ‘me too’ gevoel opzij, het ging hier om een legitieme vraag of ik metaal op mijn lichaam droeg en ja, ik had ongeweten metaal onder mijn T-shirt. De man sprak nu een hele zin: ‘Ik vraag even een vrouwelijke bewaker van boven om u te fouilleren.’

Mijn God, hoe lang zou dit gaan duren? Hoe kon ik zo dom zijn! Hoeveel ging er nu wel niet van het bezoekuur af? ‘Van boven’, hoe ver zou dat wel niet zijn in zo’n grote gevangenis? Liften had ik hier nog niet gezien, die zouden toch…mijn gedachten namen mij mee naar onheilspellende oorden waarin de bezoektijd al bijna was opgebruikt zonder dat ik mijn zoon had gezien.

Het ging anders. Heel snel kwam een vriendelijke dame naar mij toe die ik al eerder bij de receptie had gezien toen ik mij voor de eerste keer identificeerde. Dat gaf me wel een geruststellend dorps gevoel. Ze vroeg netjes of ze me mocht fouilleren en gaf me het advies de volgende keer een ‘sport bh’ aan te trekken. Nou, dat zou ik zeker doen… en eindelijk mocht ik door de volgende deuren. Daar zou ik worden opgevangen. Ik rende twee stenen trappen op. En daar zag ik meteen rechts al een grote zaal met stoeltjes aan beide kanten, gescheiden door dik doorzichtig plastic.

Een beetje als bij de stadsdeelraad in de buurt waar ik woonde. Op een verhoging zaten aan beide uiteinden van de bezoekersaantal bewakers, als twee vuurtorens op gepaste afstand het geheel te overzien.

Eindelijk zag ik jou, achter heel veel doorzichtig plastic, maar zo helemaal mijn zoon, alsof ik je gisteren nog gezien had, zo vertrouwd. Jij zag mij ook meteen. En ja, we huilden allebei een beetje zonder tranen, van vreugde, van opluchting en van liefde, en we konden het ook nog tegen elkaar zeggen, dat we een beetje moesten huilen. We vielen samen in het moment, alle poortjes, piepers, bewakers, alles was vergeten en zo volstrekt onbelangrijk.

‘Dit gaat voorbij, ma, en we komen er doorheen’ zei jij rustig, jij mijn dappere zoon die niet voor niets ‘het zonnetje van de bajes’ wordt genoemd…

Veronica

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Pin It on Pinterest

Share This