ZIJN DE “FISHING EXPEDITIONS” VAN JUSTITIE WEL RECHTMATIG?

Onlangs gaf een justitie medewerker in een interview aan dat opsporingsambtenaren inmiddels meer dan 5 miljoen berichten hebben aangetroffen op verschillende in beslaggenomen servers en dat men nog jaren vooruit kan met het analyseren van deze gegevens. Op basis van die verkregen data zullen nog vele personen vervolgd gaan worden is de verwachting van justitie.

Meer dan 5 miljoen berichten. Een enorme databank waarmee justitie alle kanten op kan. Gegevens niet alleen van vermeende criminelen doch ook van talrijke (onschuldige) burgers, die géén verdachten zijn, en dat ook nimmer zullen worden omdat ze simpelweg niets misdaan hebben. Het doorzoeken en analyseren van hun gegevens , doorzoeken van gehele servers, levert een ongekende privacy schending op (schending van fundamentele rechten) die zonder gedegen wettelijk kader gewoonweg niet kunnen en mogen. De grote vraag die nu in veel strafzaken naar voren komt is of justitie met het klakkeloos grasduinen in deze schier oneindige gegevensberg niet buiten haar boekje gaat en dus onrechtmatig handelt?!

Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien.
Onlangs oordeelde de rechtbank in een vonnis omtrent de zoektocht in de Canadese (Ennetcom-) server het volgende:
“Met de verdediging en de officieren van justitie stelt de rechtbank vast dat het Wetboek van Strafvordering, noch enige andere wet, een procedure kent tothet afgeven van een machtiging, zoals door de Canadese rechter wordt geëist”.

Artikel 1 Sv luidt:
“Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien”. In deze bepaling is het legaliteitsbeginsel voor het strafprocesrecht vastgelegd. De overheid wordt bij het maken van inbreuk op vrijheden of rechten van haar burgers gebonden aan de wet. De uitvoerende macht, politie en het Openbaar Ministerie, en de rechterlijke macht mogen geen nieuwe opsporingsbevoegdheden scheppen, waardoor inbreuken op rechten en vrijheden van burgers mogelijk worden. Hieronder valt ook de inbreuk op het recht op privacy. Zoals hiervoor reeds is vermeld, kent de Nederlandse wet geen bepaling die is geschreven voor de toetsing die de Canadese rechter als voorwaarde stelt aan het gebruik van Ennetcom-data in andere strafzaken.

Speciaal analyseteam.
Dat er bij dit soort opsporing (het doorzoeken van gehele servers) sprake is van grootschalige, systematische en gecoördineerde inbreuk(en) op rechten en vrijheden van burgers is voor iedere jurist evident. Doorzoeken en analyseren van data niet alleen gericht op specifieke verdachten cq dossiers waarvoor de inbeslagname bedoeld was…nee ook ver daarbuiten! Hoewel het OM steevast blijft ontkennen dat er sprake zou zijn van een buitenwettelijke fisching-expedition heeft een Advocaat-Generaal in één van mijn dossier onlangs het volgende bevestigd:
“Voor de volledigheid door het OM is gezegd dat het is voorgekomen dat het analyseteam aan opsporingsteams in het land informatie gaf om die andere teams in staat te stellen een plan van aanpak op te stellen en aan de RC een machtiging te vragen voor een zoekslag in de totale Ennetcomdata met een of meer zoektermen”.
“Wat ook is gebleken, is dat het analyseteam dan aangaf of het wel of geen zin had’
Een door een speciaal politieteam gecoördineerde “fishing-expedition” om te bekijken of de server nog iets oplevert voor andere zaken cq andere mogelijk nieuwe verdachten. Verregaande opsporing en informatie uitwisseling die niet bij wet geregeld is en die indruist tegen de restricties die door de Canadese rechter is gesteld.

Tot op heden heeft echter vrijwel ieder oordelend college in Nederland geoordeeld dat er met een machtiging van de rechter-commissaris niets aan de hand is en dat de verkregen data gewoon gebruikt kunnen en mogen worden als (wettig-) bewijsmiddel en/of als steunbewijs. Een standpunt dat nu ter beoordeling ligt van verschillende gerechtshoven in den lande.

Wat de Nederlandse rechtspraak er ook van zal gaan vinden het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft bij een vergelijkbare gang van zaken Rusland veroordeeld wegens het handelen in strijd met de mensen rechten. Het EHRM oordeelde en overwoog als volgt:
“De Grote Kamer stelt voorop dat de verzoeker gerechtigd was te claimen dat hij slachtoffer was van een schending van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) , ook al was hij niet in staat te betogen dat hij onderwerp was van een concrete aftap-maatregel. Gelet op de geheime aard van de aftapmaatregelen, het feit dat deze alle gebruikers van mobiel telefoonverkeer hebben geraakt , alsmede het gebrek aan rechtsmiddelen op nationaal niveau, overwoog het Hof dat verzoeker niet hoefde aan te tonen dat hij het risico liep dat zijn telefoonverkeer werd afgetapt. Nu het nationale systeem géén effectief rechtsmiddel bood aan personen die vermoedden dat zij onderwerp waren van geheim tappen , vormde de in geding zijnde wetgeving zelf een inbreuk op het recht van verzoeker zoals beschermd in artikel 8 EVRM”.

Net als Nederland in de onderhavige casus hanteerde Rusland een niet (cq niet goed) bij wet geregeld opsporingsmiddel waarmee (verregaande) inbreuk op de privacy van burgers werd gedaan. Het Europese Hof oordeelde dat dit een onrechtmatige inbreuk op rechten van burgers vormde en derhalve onrechtmatig was.

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat bij Van der Biezen advocaten

Pin It on Pinterest

Share This