Gedetineerde H. Koudijs
GEDICHT – De cipier
Op verzoek van een collega hier,
een gedicht voor jullie hier.
Soms worden jullie genoemd:
bewaarders, maar jullie zijn cipier.
Soms zijn jullie hier al jaren,
die waren hier al toen de bouwkeet
hier nog stond om het gebouw te maken,
om ons te bewaren.
Soms de nieuwe cipier zo groen als
gras, beginnen net hier.
Dat zie je zo, duidelijk de nieuwe
aanwas.
Er zijn er die werken hier met plezier,
er zijn er die willen weg hier.
Beter laat je die met rust en stel je geen
moeilijke vragen, die blijven zitten
waar ze zijn en komen voor jou echt
niet opdraven.
Soms tellen ze de dagen en moeten nog
jaren, dat is erger als wij, soms hoeven
wij nog maar 30 dagen.
Er zijn er ook soms zo gefrustreerd, die
jou extra straffen, misschien een slechte
jeugd gehad? Of nooit wat gepresteerd.
Er zijn er ook soms heel meelevend en
sociaal, dat zijn dat vaak de dames, ja
ook een cipier. Beter behandel je ze met
respect, dat is heel normaal hier.
Wederzijds respect dat is waar het om
gaat, toon je dat niet? Dan hebben we
nog een isocelletje in het verschiet.
Het is niet alleen celdeur open of
dicht, medicijnen en voeding brengen,
sommige van ons zorgen voor
problemen, horen in een gesticht ook
daar hebben jullie mee te dealen.
Sommige van ons zitten juist daarvoor,
kregen meer betaald, maar zijn van de
straat gehaald.
Ik ben bijna weg, ik zal hopelijk snel
gaan, ik wens jullie veel succes met
toch wel een bijzondere baan.
Een verdachte.